Er moet paal en perk gesteld worden aan wansmaak. Ik ben me er terdege van bewust dat dit een bijzonder crue uitspraak is. Maar de kruik gaat maar te water tot ze barst.
In de zomer had je de Crocs. Ik heb ze in alle maten, vormen en kleuren gezien maar bij niemand -echt niemand- flatteerde het. Het is met onoverbrugbare voorsprong het meest lelijke schoeisel ooit gemaakt. Dacht ik. Ik heb er proberen naast te kijken. Al was dat niet evident. Iedereen leek gevallen voor de veredelde plastieken klomp met gaatjes. 'Oh zo praktisch, en het zit gewéldig!' verzekerde een van de trotse eigenaars mij draaiend met haar voeten. Ze heeft bij zomerse temperaturen steevast last van gezwollen enkels en voeten. In die Crocs zat ze alsnog comfortabel. Leuk voor haar, maar het was geen zicht. Ik heb met verbazing vastgesteld dat het een rage werd. Ik zou niet zwichten. En het leuke aan rages is dat ze voorbij gaan. In de winter bijvoorbeeld.
Ik was dus blij met die eerste sneeuwvlokken. De Crocs konden wel van een pelsje voorzien worden -'énig niet?!' kirde de vriendin die in de winter geen last heeft van opgezwollen enkels, maar wel van koude voeten - maar ze worden dan toch eerder binnenhuis gedragen. Tussen zijn eigen vier muren doet een mens wat hij wil. Dat vind zelfs ik. Maar nu ik goed en wel bekomen ben van mijn Crocs-indigestie ontsieren Uggs het straatbeeld.
Opnieuw: ongelooflijk comfortabel zonder twijfel, warm ook, wat bij temperaturen als vandaag (-6graden celsius) geen overbodige luxe is. Maar afgrijselijk lelijk en onelegant! Iedereen Indiaan moeten de ontwerpers gedacht hebben. Het geeft niet dat je eruit ziet alsof je uit verstrooidheid je pantoffels vergat uit te trekken toen je de deur uitging. Het maakt ook niet uit dat zelfs de bijna uitgestorven grizzly zich stijlvoller beweegt dan de mens op Uggs.
Uiteraard heb je ze ook in allerlei hippe kleuren zodat er voor ieder wat wils is. Tenminste als een mooi design niet aan jou besteed is.
Versta me niet verkeerd: ik heb niets tegen de persoon in kwestie die Uggs draagt, al vind ik dat je op basis van de schoenen die iemand draagt je wel een idee kan vormen van wat voor vlees je in de kuip hebt. Maar iedereen kan zich vergissen. Dat het echter opnieuw op zo een grote schaal gebeurt als het geval was bij de zomerse Crocs, verbaast me toch enigszins.
Collectieve waanzin.
Ik heb gesproken, Ugg.
ON(aan)GEPAST
Er zijn oneindig veel zaken, personen, gebeurtenissen, uitspraken, ... on(aan)gepast. Vreemd genoeg wil dat nog niet zeggen dat die zaken afgevoerd worden, die personen teruggefloten, de gebeurtenissen verholpen of de uitspraken rechtgezet. Integendeel. We lijken wonderwel genoegen te nemen met heel wat on(aan)gepastheid. Behalve op deze blog!
Totaal aantal pageviews
dinsdag 21 december 2010
vrijdag 3 december 2010
Onaangepast aan de werkgever
Ik ben wel wat naïef. Meestal stiekem, soms openlijk. Dat vind ik niet erg. Een wat kinderlijk geloof in de goedheid van mensen bijvoorbeeld heeft me al veel leuke momenten opgeleverd. Maar even goed zorgt een dosis naïviteit ook wel voor harde lessen. Bij het solliciteren bijvoorbeeld.
Een werkgever zoekt een persoon - doorgaans M/V met talent - die moet beantwoorden aan een aantal criteria, een 'profiel' genoemd. Op zoek naar een nieuwe uitdaging bekijk ik dat profiel met in mijn achterhoofd de vraag: zou ik dat kunnen? Ben ik in staat op termijn aan al die criteria tegemoet te komen? Als het antwoord positief is, komt de volgende vraag: wil ik dat? Als ik ook die tweede vraag positief kan beantwoorden, solliciteer ik. Meestal probeer ik dan te bewijzen dat ik over alle bouwstenen beschik om de functie uit te oefenen. Klassiek voeg je daaraan toe dat je er naar uitkijkt zaken bij te leren; Je wil immers groeien en niet ter plaatse blijven trappelen.
Dat laatste blijkt nu voor menig werkgever een struikelblok. De werkgever wil geen werknemer die nog van alles moet leren, zij willen pasmunt. Iemand die liefst zo perfect mogelijk aansluit op het gevraagd profiel. Niet iemand die de gevraagde ervaring al in een andere context heeft opgedaan, wel iemand die juist hetzelfde in precies dezelfde omgeving heeft gedaan. 'Ervaring strekt tot aanbeveling' heet het. Maar waarom verander je dan in godsnaam van job? Om hetzelfde te doen op een andere plaats? Dat zal misschien opgaan voor die mensen 'die zich niet kunnen vinden in de bedrijfssfeer'. Maar niet voor mensen als ik die simpelweg iets anders willen gaan doen.
Ik zit al tien jaar in het soms erg beperkte wereldje van het universitair onderzoek. En nu, nu is het tijd voor iets anders. Waarom kan een werkgever me niet beschouwen als een bouwpakket: ik heb allerlei fijne en minder fijne vaardigheden die je naar eigen believen in meerdere en mindere mate kan aanspreken. Hier en daar is er ruimte en/of nood aan 'finetuning', moet ik bekende zaken leren toepassen in een andere context of in een bekende context andere zaken leren, maar dat maakt de na te jagen functie juist de moeite waard om op te solliciteren, anders was er niets nieuws onder de zon. En zonder iets nieuws onder de zon heb ik de neiging mij te vervelen. Welke werkgever wil een werknemer die zich verveelt? Blijkbaar erg veel.
Dus na de zoveelste brief met een aanhef in de stijl van 'na overweging hebben we besloten dat uw profiel niet geheel beantwoordt aan de eisen voor de functie', weet ik me geen raad. Volharden in de naïeve vooronderstelling dat het me ooit wel zal lukken of toch maar opnieuw de bekende wateren opzoeken? Dan heb ik binnen de kortste keren een nieuwe job. Nog een beetje meer van hetzelfde, kan ik me na twee jaar opnieuw stierlijk vervelen en halsreikend uitkijken naar iets nieuws of liever: iemand nieuws m.n. een werkgever die niet bang is van een werknemer die wil groeien in zijn functie.
Een werkgever zoekt een persoon - doorgaans M/V met talent - die moet beantwoorden aan een aantal criteria, een 'profiel' genoemd. Op zoek naar een nieuwe uitdaging bekijk ik dat profiel met in mijn achterhoofd de vraag: zou ik dat kunnen? Ben ik in staat op termijn aan al die criteria tegemoet te komen? Als het antwoord positief is, komt de volgende vraag: wil ik dat? Als ik ook die tweede vraag positief kan beantwoorden, solliciteer ik. Meestal probeer ik dan te bewijzen dat ik over alle bouwstenen beschik om de functie uit te oefenen. Klassiek voeg je daaraan toe dat je er naar uitkijkt zaken bij te leren; Je wil immers groeien en niet ter plaatse blijven trappelen.
Dat laatste blijkt nu voor menig werkgever een struikelblok. De werkgever wil geen werknemer die nog van alles moet leren, zij willen pasmunt. Iemand die liefst zo perfect mogelijk aansluit op het gevraagd profiel. Niet iemand die de gevraagde ervaring al in een andere context heeft opgedaan, wel iemand die juist hetzelfde in precies dezelfde omgeving heeft gedaan. 'Ervaring strekt tot aanbeveling' heet het. Maar waarom verander je dan in godsnaam van job? Om hetzelfde te doen op een andere plaats? Dat zal misschien opgaan voor die mensen 'die zich niet kunnen vinden in de bedrijfssfeer'. Maar niet voor mensen als ik die simpelweg iets anders willen gaan doen.
Ik zit al tien jaar in het soms erg beperkte wereldje van het universitair onderzoek. En nu, nu is het tijd voor iets anders. Waarom kan een werkgever me niet beschouwen als een bouwpakket: ik heb allerlei fijne en minder fijne vaardigheden die je naar eigen believen in meerdere en mindere mate kan aanspreken. Hier en daar is er ruimte en/of nood aan 'finetuning', moet ik bekende zaken leren toepassen in een andere context of in een bekende context andere zaken leren, maar dat maakt de na te jagen functie juist de moeite waard om op te solliciteren, anders was er niets nieuws onder de zon. En zonder iets nieuws onder de zon heb ik de neiging mij te vervelen. Welke werkgever wil een werknemer die zich verveelt? Blijkbaar erg veel.
Dus na de zoveelste brief met een aanhef in de stijl van 'na overweging hebben we besloten dat uw profiel niet geheel beantwoordt aan de eisen voor de functie', weet ik me geen raad. Volharden in de naïeve vooronderstelling dat het me ooit wel zal lukken of toch maar opnieuw de bekende wateren opzoeken? Dan heb ik binnen de kortste keren een nieuwe job. Nog een beetje meer van hetzelfde, kan ik me na twee jaar opnieuw stierlijk vervelen en halsreikend uitkijken naar iets nieuws of liever: iemand nieuws m.n. een werkgever die niet bang is van een werknemer die wil groeien in zijn functie.
Ongepast haar = schaamhaar
Het vrouwelijk schaamhaar mag bijzonder trots op zichzelf zijn: in tegenstelling tot het mannelijk schaamhaar blijkt het door de eeuwen heen een onuitputtelijke bron van discussie en blijft het tot op vandaag voor tegengestelde meningen zorgen. Bedekken - niet bedekken, wegscheren - niet wegscheren, zinvol - zinloos, te versieren - te verwaarlozen, vies – hygiënisch… Hoogdringend tijd om het eens schaamteloos te hebben over schaamhaar.
Volgens Morris komt het schaamhaar bij een meisje schoorvoetend kijken rond de leeftijd
van 11 à 12 jaar. De twee daaropvolgende jaren wordt het vooral
dikker en donkerder. Zo rond haar veertiende neem de hoeveelheid toe
en vormt het de welbekende driehoek op de venusheuvel. Is het meisje
ongeveer 15 dan is het schaamhaar ‘volwassen’: de groei is
afgerond en het heeft zijn definitieve vorm. Uit onderzoek blijkt dat
vele meisjes dit een allesbehalve aangename ontwikkeling vinden. Daar
waar voorheen het gladde, naakte ‘spleetje’ te zien was groeit nu
een bos haar dat als ‘dierlijk’ en ‘mannelijk’ ervaren
wordt…en dan komt de onvermijdelijke vraag “mama, papa, waar
dient dit in godsnaam voor?”
Er
kunnen drie plausibele antwoorden gegeven worden volgens Desmond Morris. Ten eerste zou het
krijgen van schaamhaar een uiterlijk teken zijn van seksuele
volwassenheid. In de oertijd waar iedereen naakt rond liep, toont de
jonge vrouw met haar schaamhaar fysiek klaar te zijn voor seksueel
contact. Het feit dat het schaamhaar volgroeid is op 15 jaar lijkt
deze hypothese te ondersteunen. Vijftien jaar is immers ook de
gemiddelde leeftijd waarop de ovulatie begint en de jonge vrouw de
biologische mogelijkheid heeft zich voort te planten. De afwezigheid
van schaamhaar zou dan de functie vervullen van rood licht voor de
seksuele driften van onze mannelijke voorouder, terwijl de
aanwezigheid van schaamhaar het licht op groen doet springen.
Ten
tweede is het schaamhaar een geurige verleider. In de schaamstreek
bevinden zich huidklieren die speciale geurstoffen afgeven, feromonen
genaamd. Volwassen mannen zouden deze geur onbewust seksueel
opwindend en aantrekkelijk vinden. Aangezien deze feromonen beter
blijven hangen in het schaamhaar dan op de gladde huid, zou het bosje
haar de rol van geurige lokker spelen.
Ten slotte zou het schaamhaar bij de vrouw dienen als stootkussen om bij
hevige seksuele contacten de venusheuvel te beschermen tegen
beschadiging. Hoewel deze functie vaak vermeld wordt, lijkt ze me toch
weinig waarschijnlijk: heb jij een vrouw die haar schaamhaar heeft
afgeschoren al horen klagen over ondraaglijke pijnen bij het vrijen?
Ik kan niet wachten om de mannelijke variant van dit boek te lezen:http://www.cuttingedge.be/books/reviews/158850-naakte-man
Ik steek er ongetwijfeld iets van op!
vrijdag 19 november 2010
Borsten aan je lijf
Neen,
ik ben geen overtuigde feministe. Het stoort me niet dat een man
steevast de toiletbril omhoog laat staan. Evenmin heb ik er problemen
mee dat vrouwelijk schoon gebruikt wordt om te verleiden. Over
het vrouwenlichaam is nu eenmaal langer esthetisch nagedacht dan over
dat van een man. Dat mag getoond worden. Waar mijn tenen wel van
krullen, is het machogehalte van onze taal.
Als je tegen moeilijkheden bent
opgewassen, sta je je mannetje. Je bent niet mans genoeg als je iets
niet durft. Wil je iemand aanmanen vooral niet kinderachtig te doen,
dan zeg je kordaat: 'Toon dat je een man bent.' Zich de ballen uit de
broek werken, geeft aan dat je buitengewoon hard werkt. Alles wat
stoer, moedig, heldhaftig of zwaar is, krijgt woorden die refereren
aan een (onderdeel van de) man.
Het vervelende aan deze uitdrukkingen
is dat ze ook moeiteloos op vrouwen toegepast worden. Vrouwelijke
equivalenten bestaan immers niet. Dat leidt tot excessen. Zo klopte
onlangs mijn baas me goedmoedig op de schouder en zei goedkeurend:
'Jij bent een vrouw met ballen
aan je lijf.' Het was als compliment bedoeld, maar mij opzadelen met
mannelijke lichaamsdelen omdat ik voor mijn mening durf uit te komen?
Dat was een brug te ver.
Nu heeft de uitdrukking 'ballen aan je
lijf hebben' tot nader orde Van Dale nog niet gehaald. Gelukkig maar.
Maar onze taal evolueert en die evolutie houdt vaak rekening met het
algemeen taalgebruik. Het risico bestaat dus dat over enkele jaren
'ballen aan je lijf hebben' wel de goedkeuring van Van Dale krijgt.
Preventief probeerde ik het vrouwelijk alternatief 'borsten aan je
lijf' in zwang te brengen. Bij mijn mannelijke collega's was dit
allerminst een succes. Er raast blijkbaar toch net iets te veel
testosteron door hun lichaam om het toelaatbaar te maken.
Misschien liep ik te hard van stapel en
moest ik de uitdrukking reserveren voor vrouwen. Geen
kruisbestuiving, ieder zijn eigen lichaamsdelen. Ook dat heb ik
uitgeprobeerd. Op Maja, een vriendin die zojuist ontslag had genomen
om een droom achterna te gaan. Ze zou naar Thailand trekken en een
school oprichten voor weeskinderen.
'Jij hebt borsten aan je lijf', lachte
ik bewonderend. Ze antwoordde snel: 'Neen, die heb ik niet, nu
al een hele tijd niet meer.’ Het was me volledig ontgaan. Hoe
ongelooflijk onattent. Borstkanker. Haar beide borsten werden
geamputeerd. De ene omdat er een gezwel in zat, de andere preventief.
De onbeschrijflijke moed die zij tijdens haar gevecht tegen de ziekte
heeft getoond, heeft veel meer om het lijf dan een stel borsten of
ballen.
maandag 15 november 2010
Tijd voor clitorisnijd: onaangepast orgasme?
Ik lees 'De vrouw. De waarheid over het vrouwelijk lichaam' van Natalie Angier
http://en.wikipedia.org/wiki/Natalie_Angier
en geraak er licht door geëmotioneerd.
De clitoris is blijkbaar geruime tijd - tot midden de jaren zestig notabene! - gebukt gegaan onder een wel erg vergaande vorm van onderwaardering.De beschuldigende vinger wijst in de richting van Sigmund Freud die beweerde dat een clitoraal orgasme een ‘infantiel’ orgasme was en een vaginaal orgasme een ‘volwassen’ orgasme. Een vrouw, zo luidt zijn theorie, zou er eindelijk maar eens moeten mee ophouden aandacht te schenken aan haar ‘rudimentaire fallus’ en zich concentreren op wat haar een vrouw maakt: de vagina. Alleen dan kan ze seksuele vervulling vinden. Hoe groot de verontwaardiging ook wanneer de zo gewaardeerde clitoris wordt afgedaan als een rudimentaire fallus, de vergelijking tussen de clitoris en de penis is blijkbaar meer dan eens gemaakt en deels terecht.
Embryonaal gezien is het waar dat de clitoris de tegenhanger van de penis is. Een foetus kan zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen ontwikkelen, of, anders gezegd, de penis en de clitoris komen voort uit dezelfde genitale lijst en hebben dezelfde onderliggende neuronenarchitectuur.
Maar de vergelijking gaat nog verder: net als de penis kan de clitoris in opgewonden toestand ‘groeien’. Een opgewonden clitoris kan tot tweemaal de afmetingen aannemen van een clitoris ‘in rust’. Verantwoordelijk hiervoor zijn de duizenden adertjes in de schacht die bij opwinding een zwelling kunnen veroorzaken waardoor de glans van de clitoris omhoog wordt geduwd. Bovendien doen de aanwezige zwellichamen hier nog een schepje bovenop door het bloed in de richting van de glans te stuwen.
Juicht niet te vroeg, vrouwen: hoe opgewonden een clitoris ook, ze kan de trotse stijfheid van een penis in erectie niet evenaren. De groep aders die ervoor zorgt dat het bloed de penis kan verlaten, de zogenaamde aderlijke plexus, ontbreekt bij de clitoris. Op zich geen groot gemis zul je denken, maar bij opwinding drukken de spieren in de schacht van de penis de aderlijke plexus tijdelijk samen waardoor het bloed niet wegkan en de penis zich in zijn volle glorie opricht en verstijfd. Het aderstelsel in de clitoris is diffuser. Bij opwinding neemt de bloedtoevoer naar de clitoris wel toe, maar niets belet dat het bloed ook terug wegkan met als gevolg dat er niet te pronken valt met ‘een stijve’.
Er zijn wel aanwijzingen dat het meer verspreide en verfijnde netwerk van aders in de clitoris, haar in staat stelt snel uit te zetten en weer te ontspannen. Dit zou de oorzaak zijn van het o zo benijdde talent van de vrouw meervoudige orgasmen te hebben.
Hoe infantiel is dàt, meneer Freud ?
http://en.wikipedia.org/wiki/Natalie_Angier
en geraak er licht door geëmotioneerd.
De clitoris is blijkbaar geruime tijd - tot midden de jaren zestig notabene! - gebukt gegaan onder een wel erg vergaande vorm van onderwaardering.De beschuldigende vinger wijst in de richting van Sigmund Freud die beweerde dat een clitoraal orgasme een ‘infantiel’ orgasme was en een vaginaal orgasme een ‘volwassen’ orgasme. Een vrouw, zo luidt zijn theorie, zou er eindelijk maar eens moeten mee ophouden aandacht te schenken aan haar ‘rudimentaire fallus’ en zich concentreren op wat haar een vrouw maakt: de vagina. Alleen dan kan ze seksuele vervulling vinden. Hoe groot de verontwaardiging ook wanneer de zo gewaardeerde clitoris wordt afgedaan als een rudimentaire fallus, de vergelijking tussen de clitoris en de penis is blijkbaar meer dan eens gemaakt en deels terecht.
Embryonaal gezien is het waar dat de clitoris de tegenhanger van de penis is. Een foetus kan zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen ontwikkelen, of, anders gezegd, de penis en de clitoris komen voort uit dezelfde genitale lijst en hebben dezelfde onderliggende neuronenarchitectuur.
Maar de vergelijking gaat nog verder: net als de penis kan de clitoris in opgewonden toestand ‘groeien’. Een opgewonden clitoris kan tot tweemaal de afmetingen aannemen van een clitoris ‘in rust’. Verantwoordelijk hiervoor zijn de duizenden adertjes in de schacht die bij opwinding een zwelling kunnen veroorzaken waardoor de glans van de clitoris omhoog wordt geduwd. Bovendien doen de aanwezige zwellichamen hier nog een schepje bovenop door het bloed in de richting van de glans te stuwen.
Juicht niet te vroeg, vrouwen: hoe opgewonden een clitoris ook, ze kan de trotse stijfheid van een penis in erectie niet evenaren. De groep aders die ervoor zorgt dat het bloed de penis kan verlaten, de zogenaamde aderlijke plexus, ontbreekt bij de clitoris. Op zich geen groot gemis zul je denken, maar bij opwinding drukken de spieren in de schacht van de penis de aderlijke plexus tijdelijk samen waardoor het bloed niet wegkan en de penis zich in zijn volle glorie opricht en verstijfd. Het aderstelsel in de clitoris is diffuser. Bij opwinding neemt de bloedtoevoer naar de clitoris wel toe, maar niets belet dat het bloed ook terug wegkan met als gevolg dat er niet te pronken valt met ‘een stijve’.
Er zijn wel aanwijzingen dat het meer verspreide en verfijnde netwerk van aders in de clitoris, haar in staat stelt snel uit te zetten en weer te ontspannen. Dit zou de oorzaak zijn van het o zo benijdde talent van de vrouw meervoudige orgasmen te hebben.
Hoe infantiel is dàt, meneer Freud ?
zaterdag 30 oktober 2010
Vaders drinken whiskey, moeders maken zich zorgen
Het idee kwam vlotjes uit de mond van een vriend. 'Laten we met de mannen op whiskey-weekend gaan ergens in Schotland!' De verenigde mannengemeenschap aanwezig gromde goedkeurend. Hun respectievelijke vrouwen keken angstvallig naar elkaar: moeten we dit toelaten? Multi-interpreteerbaar geprul aan een neusvleugel. Haren worden tot drie maal toe achter een oor geschoven terwijl ze daar van meet af aan lagen. Nagelriemen moeten eraan geloven. De vrouwen zijn zichtbaar minder enthousiast. Er is toch één man die de onhoorbare signalen opvangt: 'tja, mannen moeten doen, wat mannen moeten doen.' Instemmend testosteron-geknik. Tot zover dus.
De mannen zijn op whiskey-weekend geweest en kwamen riekbaar gemarineerd terug thuis. Maar ze hadden plezier gehad. Zoveel zelfs dat ze op geen enkel moment tijd - lees: zin - hadden om het thuisfront te vragen of alles oké was, om te laten weten dat ze nog ademden, om te zeggen dat ze ondanks hun afwezigheid vrouw en kind nog doodgraag zien. De vrouwen hebben het zo gelaten. Mannen zijn mannen. Vrouwen zijn vrouwen.
Daarom organiseerden de vrouwen hun eigen uitje: een weekend 'shop until you drop' in York. Met een wederhelft wiens modebewustzijn zo ver reikt als zijn neus lang is, zou een uitstap met gelijkgezinden een ware verademing worden.
Het is een ware teleurstelling geworden.
Neen, we hebben geen ruzie gemaakt.
Neen, we hebben wel de juiste schoenen gevonden.
Neen, we voelden ons niet te dik voor elk kledingstuk.
Maar we zijn niet aangepast aan het ver van huis zijn! De tekenen waren er reeds enkele dagen voor het vertrek. Er werden stiekem maaltijden gemaakt en ingevroren: 'zo hadden tenminste de kinderen iets deftig om te eten'. Kleding werd zorgvuldig bij elkaar gecombineerd tot een stapeltje voor elke dag dat mama niet thuis zou zijn. Een to-do lijstje per dag - welk kind wanneer op welk appel moet verschijnen - wordt in alle haast samengesteld en goed zichtbaar op het prikbord gehangen. Het is niet omdat mama van huis is dat ze controle moet verliezen.
'Zou hij eraan denken Dorien een drankje mee te geven voor na haar basketbalwedstrijd?' Mijn vriendin vraagt het in de auto op weg naar de haven - we gaan met de boot naar York! Ik ontneem haar de illusie. Onmiddellijk graaft ze in haar handtas. 'Ik zal voor alle veiligheid een sms'je sturen.' Het zou het eerste sms-berichtje van een lange, zeer lange, reeks worden. Ze was bovendien niet de enige. Al de aanwezige vrouwen - mezelf incluis - hebben regelmatig het thuisfront om een stand van zaken gevraagd, herinneringetjes verzonden, virtuele kussen voor het slapengaan de ether ingestuurd. Ons constant zorgen gemaakt of alles wel liep zoals wij het graag hebben. We konden het gewoon niet laten.
Natuurlijk hebben we ons ook kunnen ontspannen. Net zoals we thuis doen: tussen de huishoudelijke beslommeringen door.
Soms zou ik zo graag een man zijn.
De mannen zijn op whiskey-weekend geweest en kwamen riekbaar gemarineerd terug thuis. Maar ze hadden plezier gehad. Zoveel zelfs dat ze op geen enkel moment tijd - lees: zin - hadden om het thuisfront te vragen of alles oké was, om te laten weten dat ze nog ademden, om te zeggen dat ze ondanks hun afwezigheid vrouw en kind nog doodgraag zien. De vrouwen hebben het zo gelaten. Mannen zijn mannen. Vrouwen zijn vrouwen.
Daarom organiseerden de vrouwen hun eigen uitje: een weekend 'shop until you drop' in York. Met een wederhelft wiens modebewustzijn zo ver reikt als zijn neus lang is, zou een uitstap met gelijkgezinden een ware verademing worden.
Het is een ware teleurstelling geworden.
Neen, we hebben geen ruzie gemaakt.
Neen, we hebben wel de juiste schoenen gevonden.
Neen, we voelden ons niet te dik voor elk kledingstuk.
Maar we zijn niet aangepast aan het ver van huis zijn! De tekenen waren er reeds enkele dagen voor het vertrek. Er werden stiekem maaltijden gemaakt en ingevroren: 'zo hadden tenminste de kinderen iets deftig om te eten'. Kleding werd zorgvuldig bij elkaar gecombineerd tot een stapeltje voor elke dag dat mama niet thuis zou zijn. Een to-do lijstje per dag - welk kind wanneer op welk appel moet verschijnen - wordt in alle haast samengesteld en goed zichtbaar op het prikbord gehangen. Het is niet omdat mama van huis is dat ze controle moet verliezen.
'Zou hij eraan denken Dorien een drankje mee te geven voor na haar basketbalwedstrijd?' Mijn vriendin vraagt het in de auto op weg naar de haven - we gaan met de boot naar York! Ik ontneem haar de illusie. Onmiddellijk graaft ze in haar handtas. 'Ik zal voor alle veiligheid een sms'je sturen.' Het zou het eerste sms-berichtje van een lange, zeer lange, reeks worden. Ze was bovendien niet de enige. Al de aanwezige vrouwen - mezelf incluis - hebben regelmatig het thuisfront om een stand van zaken gevraagd, herinneringetjes verzonden, virtuele kussen voor het slapengaan de ether ingestuurd. Ons constant zorgen gemaakt of alles wel liep zoals wij het graag hebben. We konden het gewoon niet laten.
Natuurlijk hebben we ons ook kunnen ontspannen. Net zoals we thuis doen: tussen de huishoudelijke beslommeringen door.
Soms zou ik zo graag een man zijn.
vrijdag 29 oktober 2010
Ik link dus ik ben
Naar aanleiding van Andrew Sullivan: Why I blog?
Andrew Sullivan breekt een lans voor bloggen.
"The torrent of blogospheric insights, ideas, and arguments places a greater premium on the person who can finally make sense of it all, turning it into something more solid, and lasting, and rewarding" i.c. een artikel, een boek, een traditioneel neergepend iets.
Vreemd hoe hij de loftrompet steekt over bloggen door de waarde ervan in functie te zetten van het 'waarachtige schrijven'. De waarachtige schrijver melkt de bloggemeenschap uit tot hij/zij voldoende aanzetten heeft gekregen om het werkelijke meesterstuk te creëren, de sublimatie in een 'oude' 'solide' en dus kwaliteitsvolle mediavorm. Kwaliteit is geen etiket voor het vluchtige blogmedium. Een behoorlijk onaangepaste verdediging voor het bloggen als u het mij vraagt.
En zolang onze gedachten nog te onrijp zijn voor het meesterwerk houdt Sullivan van de conversatiemogelijkheden die het blogmedium biedt. Zelf linken en gelinkt worden is de boodschap.
“For many years, I kept my reading and linking habits to a relatively small coterie of fellow political bloggers. In today 's blogosphere, to do this is to embrace marginality. I've since added links tot religious blogs and literary ones and scientific ones and just plain weird ones.”
De inhoudelijke inconsistentie van het web van linken dat je weeft, is van secundair belang. Belangrijk is dat er relaties zijn en liefst zoveel mogelijk die verwijzen naar jou(w blog). Relaties generen immers niet alleen lezers, ze verlenen je autoriteit.
Hoe meer links, hoe meer lezers, hoe meer autoriteit? Logica van hinkstapsprongformaat. Hoe meer links hoe meer lezers. Dat is logisch. Maar hoe meer lezers, hoe meer autoriteit? Dat stinkt! Vooral omdat het niet ter zake doet dat die relaties hol zijn, inhoudsloos. Liever ‘plein weird ones', dan geen. Links moeten er gewoon zijn, dat is meer dan voldoende. Zijn ze er niet, ben je een marginaal gegeven, niet de moeite waard. De ongelezen schrijver. Het facebooklid zonder vrienden.
Zegt het aantal lezers dan helemaal niets over de mate waarin de blogger een autoriteit is ‘in het vak’? Natuurlijk wel, maar de wisdom of crowd geldt maar tussen experten. Het gaat niet op als een losgeslagen blogger zijn schrijfselen begint te linken aan Jan en klein Pireke van hier tot in Timbuktu, die op hun beurt dezelfde wederdienst bewijzen. De gemiddelde wijsheid van wat verkondigd wordt, ligt noodgedwongen een stuk lager. Op basis daarvan aanspraak maken op enige autoriteit lijkt me dan ook behoorlijk ongepast.
U mag gerust twijfelen aan deze argumentatie: het staat immers op een linkloze blog.
Abonneren op:
Posts (Atom)